Minister Van Gennip, van het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW), heeft een nieuw wetsvoorstel geïntroduceerd wat verduidelijking moet bieden aan zelfstandigen en opdrachtgevers over het inhuren van interim, freelance en zzp professionals.
Minister Van Gennip, van het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW), heeft een nieuw wetsvoorstel geïntroduceerd wat verduidelijking moet bieden aan zelfstandigen en opdrachtgevers over het inhuren van interim, freelance en zzp professionals. Deze wet Verduidelijking Beoordeling Arbeidsrelaties en Rechtsvermoeden (VBAR) moet schijnzelfstandigheid aanpakken en een gelijker speelveld creëren met werknemers in loondienst. Wat houdt deze wet precies in en wat zijn de gevolgen voor zelfstandigen en opdrachtgevers als het geïmplementeerd wordt?
Zelfstandigen leveren een belangrijke bijdrage aan de Nederlandse economie en er is al jaren een groei van het aantal zelfstandigen. Hoewel veel zelfstandigen bewust voor het ondernemerschap kiezen, zijn er ook gevallen van (gedwongen) schijnzelfstandigheid. Hierbij zijn werkenden in feite werknemer bij een werkgever, maar ze betalen niet mee aan de werknemersverzekeringen. Daarnaast bestaat er soms een oneerlijke concurrentiestrijd tussen werkenden en werkgevers onderling op het gebied van arbeidsvoorwaarden. Als gevolg hiervan wordt het steeds moeilijker om kwetsbare werkenden voldoende te beschermen op de arbeidsmarkt.
Daarom is er een nieuwe wet in het leven geroepen door minister Van Gennip, namelijk de wet VBAR. Deze wet gaat in op de aansturing en controle van werkenden, hoeveel vrijheid er is binnen de werkzaamheden en waar de leiding en verantwoordelijkheid ligt. Ook behandelt de wet in hoeverre werkenden zijn ingebed in een organisatie en iemand als zelfstandige werkt. Met behulp van drie criteria moet de wet duidelijkheid bieden aan werkgevers en zelfstandigen bij het aangaan van een samenwerking.
Dit criterium omvat twee zaken. Enerzijds gaat het erover of een werkgever aanwijzingen en instructies geeft over de manier waarop een werkende werkzaamheden uitvoert. De werkende moet deze opvolgen. Anderzijds gaat werkinhoudelijke aansturing over de mogelijkheden van een werkgever om de werkzaamheden van een werkende te controleren. Op basis daarvan mag de werkgever waar nodig ingrijpen.
Daarnaast kan er sprake zijn van organisatorische inbedding, wat de volgende vier zaken omvat:
Indien er bij een arbeidsovereenkomst tussen een werkgever en een werkende geen sprake is van werkinhoudelijke aansturing (A) en er tevens geen organisatorische inbedding (B) is van de werkende, kan het werk door een zelfstandige uitgevoerd worden. Als een van deze elementen wel aanwezig is, wordt er naar een derde criterium (C) gekeken.
Dit criterium gaat over de verantwoordelijkheid over de risico's. Het is namelijk belangrijk dat de financiële risico's van de verrichte werkzaamheden bij de werkende liggen. Daarnaast is hij of zij zelf verantwoordelijk voor de resultaten van de werkzaamheden en het bezitten van specifieke ervaring, kennis en vaardigheden. Hierbij hoort ook dat de werkende voor een korte duur betrokken is bij een opdracht of voor een beperkt aantal uren in de week.
Dit criterium gaat over de mate van ondernemerschap van de werkende en wanneer hier wel sprake van is, kan het werk door een zelfstandige uitgevoerd worden. Mocht er op basis van deze drie criteria nog geen uitsluitsel zijn bereikt, kan er nog naar extra elementen van ondernemerschap gekeken worden.
Deze extra elementen zijn bijvoorbeeld de volgende zaken:
Indien deze elementen voldoende bewijs opleveren dat iemand een zelfstandig ondernemer is, mag hij of zij ingehuurd worden als interimmer, freelancer of zzp'er.
Het wetsvoorstel dient als vervanging van de wet Deregulering Beoordeling Arbeidsrelaties (DBA), wat in 2016 de nog eerdere Verklaring Arbeidsrelatie (VAR) verving. Dit was een verklaring waarmee de Belastingdienst beoordeelde of een werkgever verplicht was om sociale premies en loonbelasting te betalen voor ingehuurde werkenden. Beide wetten waren echter te onduidelijk en hielpen weinig in de strijd tegen schijnzelfstandigheid. Bovendien werden opdrachtgevers door de wetten bang om zelfstandigen in te huren.
De nieuwe wet VBAR wordt echter nog niet met open armen ontvangen. Het is een goede stap in de richting van het oplossen van de onduidelijkheid rondom arbeidsrelaties, maar roept nog diverse vragen op. Er is bijvoorbeeld niet benoemd wanneer iemand voldoende aan criteria A en B voldoet om beoordeeld te worden op criterium C. Daarnaast is het onduidelijk of bepaalde indicaties zwaarder wegen dan andere, of dat de criteria als optelsom dienen en allemaal even zwaar wegen.
Diverse belangengroepen hebben zich al uitgesproken over het wetsvoorstel en uiten hun angst over de gevolgen. Zij beargumenteren dat de zelfstandige-constructie zo in gevaar komt in bepaalde sectoren, zoals het onderwijs en de zorg. Als een zelfstandige bijvoorbeeld wordt ingehuurd om een aantal maanden in een team te werken binnen een organisatie, en dus dezelfde werkzaamheden heeft als andere teamleden, zal er volgens het wetsvoorstel geen arbeidsovereenkomst kunnen plaatsvinden. Deze persoon wordt dan immers aangestuurd door een werkgever (A) en is dan ingebed in de organisatie (B). Bovendien zullen de financiële risico's en resultaten van de werkzaamheden voor de werkgever zijn (C).
Onder andere de Vereniging Zelfstandigen Nederland (VZN) uit kritiek op de wet VBAR. Zij zijn namelijk bang dat zelfstandigen hierdoor veel opdrachten niet meer mogen uitvoeren. Het geeft geen extra duidelijkheid, maar raakt zelfstandig ondernemers wel in hun bestaansrecht. Als gevolg hiervan hebben zelfstandigen minder vrijheid, waarbij het inbeddingscriterium (B) het voornaamste punt van kritiek is. Hierdoor is er onvoldoende ruimte voor ondernemerschap.
Aan de andere kant zijn er ook positieve berichten, met name over het rechtsvermoeden van een arbeidsovereenkomst in het geval van een laag uurtarief. Dit houdt in dat er bij mensen met een uurtarief van €32,24 of lager een rechtsvermoeden is dat ze als werknemer gezien moeten worden. Zij kunnen dan bij de rechter het recht op minimumloon, doorbetaling bij ziekte en ontslagbescherming opeisen. Zo kan schijnzelfstandigheid aan de onderkant van de arbeidsmarkt effectief aangepakt worden. Of het wetsvoorstel dezelfde vorm zal behouden, is nog de vraag en zal onder andere afhangen van de verkiezingsuitslag.
Bij Bureau Ad Interim zijn we er voor opdrachtnemers en opdrachtgevers. Stuur je cv naar ons op of doe een aanvraag en wij maken de ideale match.